In groep 4 van de Basisschool moet je leren rekenen. Optellen en aftrekken, ja makkelijk. Daarna werd rekenen plotseling heel erg moeilijk: eerst als klas en daarna individueel moesten wij tafels opdreunen, de tafel van 2 en de tafel van 7, en dat lukte mij absoluut niet. De juf werd er radeloos van.
Pas in groep 5 viel bij mij het kwartje. Niet dat ik er ooit in geslaagd ben om een tafel op te dreunen, wel vond ik zelf een omweg om te gebruiken wat ik nodig had. Optellen, dat kon ik namelijk wel – en ik was handig met pen en papier.
Wat wij moesten leren was het maken van een staartdeling. In een spreadsheet laat ik de stappen zien die ik maak.
Een staartdeling is een manier om een groot getal te delen door een ander getal. Leraren veronderstellen altijd dat je de tafels uit het hoofd kent, ik niet. Nog steeds schrijf ik de tafel die ik nodig heb gewoon uit. Eerlijk gezegd begin ik altijd met het rijtje 1 – 2 – 4 – 8 opschrijven (dus iedere keer een getal optellen bij zichzelf) en daarnaast bijvoorbeeld 7 – 14 – 28 – 56. Heb ik daarna 6 nodig, dan tel ik 4 + 2 = 6 op, evenals 14 + 28 = 42 die er naast heb gezet. De berekening uitschrijven is mij teveel werk, ik ben liever lui dan moe, liever beperk ik mij tot de factor (6) en het product (42).
Daarna komt de staartdeling zelf. Tussen twee schuine haakjes zet je het getal dat gedeeld moet worden, en links van het linker haakje het getal waardoor gedeeld moet worden. Helemaal rechts komt de oplossing, en die bereken je er onder.
Als ik 91 wil delen door 7, dan kijk ik in mijn spreadsheet eerst naar het eerste cijfer van 91 (een 9). Hoe vaak past 7 in 9? Omdat dit 1 keer is, schrijf ik 1 op als eerste deel van de uitkomst. Van de 9 trek ik 1 x 7 = 7 af, zodat 2 resteert. Die 2 vermenigvuldig ik vervolgens met 10 = 20 en daar tel ik het volgende cijfer van 91 (1) bij op. In deze optelling 20 + 1 = 21 past 3 x 7 = 21 en daarom schrijf ik een 3 achter de uitkomst, die daarmee 13 is geworden. Omdat ik mijzelf nooit vertrouw maak ik nog wel een controleberekening: uitkomst 13 x 7 = 91 en dat is gelijk aan het oorspronkelijke getal. Zou ik nog een getal overhouden dat kleiner is dan 7, dan noemen wij die de rest. Zo kun je dus zeggen “93 / 7 = 13 rest 2”.
In mijn spreadsheet kun je zien dat 4567 / 7 = 652 rest 3 is. Probeer zelf maar met wat andere combinaties van getallen. En als je daar even mee gespeeld hebt, probeer dan eens om zo’n berekening te maken op papier – mijn spreadsheet kun je gebruiken om jezelf te controleren.
© Jeroen van Rossum, 20 juni 2022.
De redactie van ESK belicht actuele kwesties. Wij leggen het verband tussen (fiscale) wetgeving en ondernemen, maar een persoonlijke opinie steken wij niet onder stoelen of banken. Als lezer kun je vragen per email aan vraag@esk.nl stellen. Wij doen ons best om juiste en accurate informatie te geven, maar zijn niet aansprakelijk voor eventuele fouten of verkeerde interpretaties.
Waarschuwing: wat waar is als het wordt geschreven kan achterhaald raken door ontwikkelingen in wetgeving, techniek en economie. Raadpleeg daarom altijd een professional voordat je grote beslissingen neemt. De kosten om een deskundige in te huren wegen niet op tegen de kosten van een miskleun.